dinsdag, december 30, 2008

Adolf Daens

Kort overzicht

Adolf Daens werd geboren te Aalst op 18 december 1839. Humaniorastudie aan het jezuïetencollege te Aalst. Trad in bij de jezuïeten in 1859. Verliet tweemaal de orde en trad in 1871, met de toestemming van zijn oversten, definitief uit. Tot priester gewijd in 1873, werd hij in 1876 onderpastoor te St.-Niklaas en in 1878 te Kruishoutem. Daar hij zich, door zijn opleiding, meer geschikt achtte voor het onderwijs, werd hij retoricaleraar aan het bisschoppelijk college te Oudenaarde en nadien aan het H.­Maagdcollege te Dendermonde (1879-1888). De bisschop van Gent stelde hem toen voor opnieuw in pastorale dienst te treden, als onderpastoor te Drongen. Hij heeft dit niet aanvaard, omdat het hem moeilijk viel op 50-jarige leeftijd opnieuw als onderpastoor te beginnen. De bisschop liet hem toen zonder functie. Nadat hij privélessen had gegeven bij de familie Callebaut te Wieze, kwam Adol/, zonder vast kerkelijk ambt, bij zijn broer Pieter te Aalst inwonen en hielp deze bij de redactie van diens weekbladen.

In 1893 stelde Adolf Daens het programma op van de nieuw op te richten Christene Volkspartij. Hij zocht naar samenwerking met de conservatieve Katholieke Partij, die op dat ogenblik het bewind in handen had, maar dit bleek onmogelijk, vooral door de halsstarrigheid van haar voorzitter Charles Woeste. De Christene Volkspartij nam aan de verkiezingen van oktober 1894 deel, met A dolf Daens als eerste kandidaat op de lijst. Wegens 'vergissingen' werd hij niet verkozen, maar de Kamer gelastte een nieuwe verkiezing voor het arrondissement Aalst, waardoor hij op 9 december 1894 kamerlid werd (tot 1898).

De bisschop had intussen zijn openbaar optreden afgekeurd en hem verboden de mis op te dragen. In 1895 werd Adolf Daens naar Rome geroepen, maar hij bleef zijn actie voortzetten. Onder de druk van de conservatieven, trof de bisschop van Gent, mgr. A. Stillemans, herhaaldelijk maatregelen tegen hem en gebood hem zelfs het priesterkleed af te leggen. Adolf Daens ging daar echter niet op in. In 1902 werd hij kamerlid voor het arrondissement Brussel, maar in 1906 werd hij niet herkozen.

Reeds jaren lijdend aan een hartkwaal, overleed Daens op 14 juni 1907, na zich te hebben onderworpen aan de beschikkingen van zijn bisschop. De Christene Volkspartij zette de strijd voort tot aan de Eerste Wereldoorlog. Nadien versmolt ze met 'Het Vlaamsche Front'.

Uitvoerig

Het optreden van priester Adolf Daens heeft in zijn tijd veel beroering gewekt en geeft nu nog stof tot tegenstrijdige interpretaties.Daens wilde de doorbraak van de christen-democratie en, daarin geïnspireerd door de encycliek Rerum novarum, ten spoedigste sommige hoogst noodzakelijke sociale voorzieningen afdwingen. Zijn optreden moet gezien worden in het licht van de sociale toestanden die op dat ogenblik heersten. Altijd heeft hij zich strikt gehouden aan de christelijke sociale leer. Op dat punt werd hem nooit iets ten laste gelegd, evenmin als wegens zijn persoonlijk gedrag. Het grootste bezwaar dat tegen hem werd aangevoerd was, dat hij in een afzonderlijke partij optrad, tegen de destijds overheersende conservatieve Katholieke Partij, die de steun had van de bisschoppen en van Rome.

De katholieken, die pas de schoolstrijd hadden gevoerd en de regering in handen hadden, konden moeilijk een scheuring in de katholieke gelederen aanvaarden. De katholieke regering bleef echter ten achteren én in het toepassen van Rerum novarum én in het nastreven van een vooruitstrevende sociale politiek. Men diende bovendien rekening te houden met het opkomende socialisme.

Priester Daens meende in geweten (en daarover kan geen twijfel be­staan) dat hij de strijd toch moest doorzetten. Hij was bereid met de socialisten tot samenwerking te komen om een sociale wetgeving tot stand te brengen, maar hij heeft herhaaldelijk verklaard dat hij het niet eens kon zijn met de houding van de socialisten ten opzichte van de godsdienst.

Een belangrijk element is zijn overtuiging dat de ontvoogding van het Vlaamse volk het bestaan van taalwetten noodzakelijk maakte, waarbij het gebruik van het Nederlands in het Vlaamse landsgedeelte werd veralgemeend. Hij was een overtuigd voorstander van het verplicht algemeen onderwijs. Alzo zou in Vlaanderen het lager, middelbaar en hoger onderwijs automatisch vernederlandst worden. Ook hier bestond een fundamentele tegenstelling, aangezien de conservatieve Katholieke Partij ook in Vlaanderen geleid werd door Franstaligen.

De betekenis van priester Daens en van de Christene Volkspartij in de Vlaamse Beweging is tot nu toe onvoldoende belicht. Zeker heeft hij zich op de eerste plaats toegelegd op het verwezenlijken van een sociale politiek en op het bereiken van het algemeen stemrecht. Zijn partij, die zich geleidelijk aan in andere arrondissementen organiseerde, bracht in de Vlaamse bewustwording een onderstroom, die niet mag worden onderschat. Daens breidde zijn actie trouwens uit tot Nederland, waar hij herhaaldelijk ging spreken en waar, onder zijn impuls, onafhankelijke christen-democratische groepen ontstonden, o.m. te Enschede. Hij werd ook daar door de bisschoppen afgekeurd.

Zowel op het gebied van de sociale politiek als ten opzichte van de Vlaamse Beweging waren zijn standpunten gericht op het praktische, d. w .z. op datgene wat, gezien de omstandigheden, bij voorrang moest bereikt worden. Hij vroeg Vlaams onderwijs en diende in 1905, samen met zijn broer Pieter, met twee liberalen en een socialist, een wetsvoorstel in tot vernederlandsing van de Gentse universiteit, maar sprak zich niet uit over de structuren.

Op politiek gebied beperkte hij zich tot het helpen realiseren van een werkelijke democratie, gebaseerd op het zuiver algemeen stemrecht, wat nu als vanzelfsprekend wordt aanvaard. Op sociaal gebied vroeg hij o.a. pensioen, ziekteverzekering, verplicht onderwijs en dienstplicht voor iedereen. Ook hier kan hij dus niet worden beschouwd als een ideoloog, die een vooropgesteld maatschappelijk systeem wilde realiseren. Hij hield in grote mate rekening met de andere gedachtenstro­mingen en kan bijgevolg beschouwd worden als de vroegtijdige ver­dediger van een synthese, die geleidelijk in West-Europa is gegroeid: het vrijwaren van de persoonlijke rechten en vrijheden, zoals zij na de Franse Revolutie door de liberalen werden nagestreefd, en het vestigen van een rechtvaardige sociale orde, wat, buiten de doctrinaire betwisingen, het doel is van het socialisme. Maar bij Daens werd dat alles gezien op basis van de christelijke opvattingen, wars van ieder klerikalisme. Hij werd daarin niet altijd begrepen, ook niet door zijn volgelingen.

De invloed van zijn actie bleef zeker niet beperkt tot het arrondissement Aalst en het zou fout zijn, ze alleen te willen situeren binnen het raam van plaatselijke, soms persoonlijke tegenstellingen. Hoewel de meeste punten die in zijn praktisch opgevat programma waren vervat, op dit ogenblik gerealiseerd zijn, blijft zijn figuur een symbool van wat nu nog wordt nagestreefd om te komen tot een evenwichtige en rechtvaardige samenleving.

Boven dat alles rijst zijn zedelijke grootheid. Zijn gewetensconflict, voortvloeiend uit het groeiend bewustzijn dat de christen dient te handelen op eigen verantwoordelijkheid, heeft hem lichamelijk ten onder gebracht. Dit standpunt wordt na de jongste concilies niet meer betwist. Dat hij bovendien, samen met de zijnen, bereid was alle materiële belangen op te offeren, kan eveneens als een voorbeeld blijven gelden.

Adolf Daens had, zoals iedereen, zijn fouten en gebreken, beging misslagen, was beperkt door zijn nochtans zeer rijke en begaafde persoonlijkheid, maar het geheel van zijn leven en van zijn strijd kan nu nog blijven bezielen.

In 1957 werd voor hem te Aalst een standbeeld opgericht. Jaarlijks heeft aldaar in juni een herdenking plaats.


Alles op deze webstek mag overgenomen worden mits duidelijke bronvermelding. De redactie van Klauwaert