DaVa in ’t Pallieterke, november 2007
Een hele generatie studenten werd door Eric Suy in het internationaal recht ingewijd. Hij was ook dertien jaar lang adjunct-secretaris-generaal van de Verenigde Naties. Dat hij er vandaag al enkele jaren emeritaat opzitten heeft, weerhoudt hem er niet van nog steeds een aandachtige waarnemer te zijn. Zijn deskundigheid maakt van hem de geknipte persoon om enkele brandende onderwerpen te overschouwen.
We treffen professor emeritus Eric Suy tussen twee buitenlandse reizen. Nog maar net is hij terug van enkele weken Wenen – zijn echtgenote is Oostenrijkse - of hij staat op het punt om voor anderhalve maand naar de Verenigde Staten te vertrekken waar zijn dochter woont. Kan men zich een meer typische levenswandel inbeelden voor deze academische grijze eminentie van het internationaal recht én voormalig adjunct-secretaris-generaal van de Verenigde Naties?
Het internationale gebeuren volgt hij op de voet. Maar ook wat in eigen land gebeurt, draagt zijn belangstelling weg. Jarenlang was hij voorzitter van de VTB-VAB en ook hij plaatste onder het fel besproken Warande-manifest zijn handtekening. Zonder er al te veel mee in de kijker te lopen, verhult hij ook niet een N-VA-lidkaart op zak te hebben.
Enig sektarisme is hem vreemd. Enkele jaren geleden werd hij door het toenmalige Vlaams Blok voorgedragen als lid van de Raad van Bestuur van het net opgerichte Vlaams Vredesinstituut, een onafhankelijke instelling aan het Vlaams parlement dat wetenschappelijk onderzoek over vredesvraagstukken uitoefent. Dat zorgde voor heel wat gemor bij zijn partij, maar Suy bleef er rustig bij. “Ik ben lid van de N-VA, niet van het Blok”, benadrukte hij, waarmee de kous af was. N-VA beschikte op dat ogenblik niet over een fractie in het Vlaams Parlement waardoor het niemand voor deze functie kon voordragen. Het Vlaams Blok wel. Ach, een dergelijke politique politicienne zal wel klein bier zijn voor iemand die dertien jaar lang in de hoogste regionen van de VN vertoefde.
Wonen, dat doet hij nog niet zo lang in Knokke. Daarvoor betrok hij een ruim appartement vlakbij de Brusselse Louizalaan. “We wonen nu kleiner, met als gevolg dat ik heel wat boeken heb moeten weggeven”, legt hij uit. De typische bekommernis van een academicus.
‘t P: Als u het goed vindt, nemen we een aantal internationaalrechtelijke kwesties onder de loep. Het is de voorbije maanden al enkele keren geopperd: als Vlaanderen zich zou afscheiden komt het in de kou te staan en zal een soort van Waals-Brusselse opvolgersstaat ontstaan. Klopt deze stelling?
E.S.: Gedeeltelijk wel. Het klopt inderdaad dat als er sprake is van een secessie, en Vlaanderen zich onafhankelijk verklaart, er een soort rompstaat België ontstaat. België zal dus als internationale entiteit blijven bestaan, zij het gevoelig kleiner dan vandaag. De nieuwe Vlaamse staat zal zich inderdaad moeten manifesteren op het internationale toneel en op zoek gaan naar internationale steun en erkenning bij de VN. Die Belgische rompstaat is immers opvolger van alle verdragsrechtelijke verplichtingen van het huidige België. Dat net het grootste deel van het land weggaat, verandert hier niets aan. Bij de onafhankelijkheid van Brits-India werd India de opvolgersstaat en niet het kleinere Pakistan. Ook Rusland werd de opvolgersstaat van de USSR. Maar zoals gezegd: grootte en getal is hier van secundaire orde.
‘t P: Met alle respect, maar gaat deze vergelijking wel helemaal op? Principes zijn één zaak, er is toch de realiteit op het terrein? Vlaanderen is er toch wel anders aan toe dan Rusland of de Balkanlanden begin jaren negentig?
E.S.: “Dat klopt, en tot nog toe sprak ik enkel over de VN. Er is ook de EU, dat toch een groter ingrijpen op ons politiek en maatschappelijk gebeuren heeft. Ik denk niet dat men hetzelfde principe analoog kan toepassen. Want wat zou dit betekenen? Dat Vlaanderen door haar onafhankelijkheid plots een grijze zone wordt? De euro is hier de munt, zou die onafhankelijkheid hier verandering in brengen? Dat is toch te gek om los te lopen. Je kunt Vlaanderen toch niet vergelijken met een kandidaat-lidstaat? Wij zijn al sinds jaar en dag in de Unie verankerd. Een dergelijk voorval heeft zich trouwens nooit voorgedaan binnen de EU. Nog nooit heeft een bestaande lidstaat te kampen gehad met een secessie, waardoor van geen enkel precedent sprake is.”
‘t P: U gaat daar erg rationeel mee om. Maar de mentaliteit aan de top van de EU-pyramide kennende, kan men zich de vraag stellen in hoeverre zij dit ook zullen doen als het zich zou voordoen...
E.S.: Wel, maakt u eens de vergelijking met de implosie van Joegoslavië. Uit angst dat een amalgaam zou gemaakt worden met de drama’s die zich daar afgespeeld hebben, durft men dit vaak niet te doen. Wat zich daar op het vlak van staatsvorming en erkenning van nieuwe staten voorgedaan heeft, is in meer dan één opzicht interessant. ‘Europa’ heeft landen als Slovenië en Kroatië vrij snel erkend. Die erkenning werd enkel gekoppeld aan de vereiste om hun minderheden te erkennen. Binnen de 24 uur hadden ze hiermee ingestemd en dit volstond. Het is niet toevallig dat men deze minderhedeneis stelt. Reeds in de 19de eeuw toen Roemenië zich van het Ottomaanse Rijk verzelfstandigde, deden de toenmalige Europese grootmachten hetzelfde.
‘t P: Moet men zich in het voorbeeld van de Balkan niet hoeden voor andere factoren. De pro-Kroatische houding van Duitsland bijvoorbeeld. Frankrijk kent dan weer eerder een pro-Servische traditie?
E.S.: Zonder twijfel speelde dit een rol. Ook het feit dat Rusland – en dat is toch wel de meest voor de hand liggende bondgenoot van de Serviërs – toen ontzettend zwak stond was een belangrijk gegeven. Dat Rusland vandaag weer in omgekeerde richting evolueert, laat vermoeden dat de dingen niet meer zo vlot zouden kunnen verlopen dan toen. Internationaal lobbyen heeft zo zijn nut.
‘t P: U had het over respect voor de minderheden. Het spook van het minderhedenverdrag dat de Franstaligen mordicus goedgekeurd willen zien, schuilt om de hoek...
E.S.: Ik wou er net toe komen. De standpunten hierover zijn gekend. Vlamingen zijn tegen, de Franstaligen zijn voor en de Duitstaligen staan er eerder onverschillig tegenover. Begrijpelijk ook, ze zijn geen minderheid, maar beschikken voor een bevolking van om en bij de 70.000 over een eigen grondgebied en zelfs een parlement. De positie die politiek ingenomen wordt is één zaak, de juridische kant is een andere. Het gaat hier om een Raamakkoord, wat wil zeggen dat door het goed te keuren er nog niets van kracht is. Wel moeten de bepalingen van zo’n Raamakkoord door nationale wetgeving geïmplementeerd worden. En of dat uiteindelijk zal gebeuren? Toch is het een doos van Pandora die maar beter gesloten blijft. In België is steeds de stelling verdedigd dat er geen nationale minderheden zijn. Wel regionale minderheden, maar daar hebben we het nu niet over. De Joodse gemeenschap van pakweg 5.000 tot 6.000 zielen is een voorbeeld van zo’n regionale minderheid.
Men moet ook de context van dit Raamverdrag goed begrijpen. Dit is op maat gesneden van Oost- en Midden-Europa met een complex minderhedengegeven waar verschillende oorlogen zijn uitgevochten. Dat is een situatie die in de loop van de 19de eeuw ontstaan is toen het Ottomaanse Rijk begon te verbrokkelen. Dit gegeven staat haaks op het West-Europese verhaal. Trouwens, en dat is toch geen onbelangrijk argument, heel veel landen van de meer dan vijftig leden van de Raad van Europa hebben dit Raamakkoord niet ondertekend. Buurland Frankrijk, om er slechts één te noemen.
‘t P: De soep wordt niet zo heet gegeten als ze opgediend wordt?
E.S.: Nee, maar we moeten alert blijven! Mochten we in het kader van een of ander compromisakkoord de Franstaligen toestaan eigen onderwijs in de Rand in te richten, zou dit een impliciete erkenning van een minderheid inhouden. Zo staat het in het Raamakkoord. En dat is juridisch dus toch wel gevaarlijk. In 1967 is er voor het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg een zaak van enkele Franstaligen voorgekomen. Zij vonden zich gediscrimineerd omdat de overheid in Vlaanderen enkel in Nederlandstalig onderwijs voorzag. Het Hof stelde hen in het ongelijk: de onderwijstaal is de taal van de regio en wie dat in andere taal wil verschaffen, moet dit op privébasis doen. Van discriminatie was m.a.w. geen sprake. Vandaag zouden ze met het Raamakkoord willen omzeilen wat het Hof veertig jaar geleden beslist heeft.
‘t P: Er is een stelling van een notoire belgicist als professor Van Parijs die luidt dat bij Vlaamse secessie hele delen van Vlaams-Brabant onder internationale curatele zullen komen te staan. Klinkt toch wat onwezenlijk?
E.S.: En of (lacht). Alsof het hier Kosovo is en de blauwhelmen door de straten moeten patrouilleren. Ik heb de stellige indruk dat heel wat Franstaligen de Vlamingen angst trachten in te boezemen voor dergelijke scenario’s, terwijl zij net degenen zijn die er het meeste mee dreigen in te schieten. Het verdwijnen van België zou een verarming voor Vlaanderen zijn? Kom, laat ons even ernstig blijven. Dit beweren terwijl Vlaanderen zich blauw betaalt, is gewoonweg grotesk. Het doet me wat denken aan wat ik in de jaren
DaVa
Voorbereid zijn, dàt is de boodschap
Bij het uiteenvallen van Joegoslavië sloten Servië en Montenegro een akkoord waarin gestipuleerd werd dat ze als twee entiteiten optraden. Na drie jaar zou er een volksraadpleging komen om te beslissen of samen verder scheep werd gegaan. Dit gebeurde, en men besloot dat de paden zich zouden scheiden. De wereldopinie gaf geen kik. Dat is een interessant scenario, zeker voor ons land. Want wat betekent confederalisme? Twee zelfstandige staten die beslissen bepaalde dingen samen te doen. Het leger, financiën, dat soort van zaken. Voor al het overige dragen deze zelfstandige staten de volle verantwoordelijkheid.
Nu, als buitenlandse voorbeelden ons iets leren, is het zonder twijfel dat we goed voorbereid moeten zijn. Ongeacht welk scenario zich zou kunnen voordoen. Nauwelijks enkele maanden nadat de Duitse eenmaking een feit was, kwam men met een omslachtig rapport van 350 pagina’s op de proppen. Dat document was het resultaat van een grondig studiewerk: jaren eerder al – en ik benadruk: jaren - was men beginnen onderzoeken welke juridische documenten van de DDR in een verenigd Duitsland bruikbaar waren en wat overboord gegooid moest worden. Echt indrukwekkend was dat. Men had zelfs al autonummerplaten gereserveerd voor de diverse regio’s in het Oosten. Al deze zaken zaten in de schuif en moesten er gewoon uitgehaald worden als het moment aangebroken was.
Om u een ander voorbeeld te geven waarom men maar beter goed geïnformeerd kan zijn. Het devolutieakkoord van voormalig Joegoslavië – zo’n 34 pagina’s lang – bevat ettelijke afspraken waar men op het eerste zicht niet onmiddellijk aan zou denken. Wat gebeurt er bij de afscheidingen met de tegoeden van het land bij de Bank voor Internationale Betalingen in Bazel? En hoe is het gesteld met de tegoeden van bijdragen bij het IMF of de Wereldbank? Over dat akkoord is zes jaar onderhandeld. Bij de Belgische afscheiding was negen jaar nodig om een akkoord met Nederland te sluiten.
In deze precedenten zit een andere les: geduld kan op dergelijke momenten een erg mooie deugd zijn. Niet overhaast te werk gaan, is eveneens de boodschap.