Dit is de tweede getuigenis van iemand die in Sint-Genesius-Rode leeft over de dagdagelijkse gang van zaken daar.
Sint‑Genesius-Rode, een klein Vlaams dorpje in Vlaams-Brabant waarvan er dertien in een dozijn zijn. Toch is Sint-Genesius-Rode bijna even bekend als een stad, en dit door de spanningen die er heersen tussen de Vlamingen en de Walen. Sint-Genesius-Rode is een Vlaams dorp met faciliteiten, want meer dan de helft van de bevolking is Franstalig. Je vindt maar een paar winkels, een supermarkt, een paar kappers en een jeugdhuis in Sint-Genesius-Rode. Veel valt er hier dus niet te beleven. De Franstaligen worden aangetrokken door de volgende redenen:
In een faciliteitengemeente kunnen Walen die gebrekkig Nederlands kunnen hun documenten, rekeningen,... aanvragen in het Frans. De Walen moeten normaal eerst een Nederlands exemplaar krijgen en daarna zouden ze (indien ze het niet begrijpen) de Franse vertaling mogen aanvragen, telkens opnieuw.
De bedoeling hiervan is dat ze na verloop van tijd de Franse vertaling niet meer nodig hebben.
De besturing van Sint-Genesius-Rode (die voor meer dan driekwart uit Franstaligen bestaat) heeft faciliteiten een andere betekenis gegeven. De Walen krijgen nu automatisch Franse brieven van de gemeente, zonder een Nederlands exemplaar.
Buiten de lessen merk je ook verschillen. Ik zit op een Vlaamse school waar men erop staat dat iederen het Vlaamse karakter van de school respecteert. Maar aangezien er klassen zijn waar meer dan driekwart van de leerlingen Frans is wordt dit niet altijd gedaan. Tussen de lessen hoor je vaak Frans op de gangen en het gebeurt ook wel eens dat je tijdens de middag wordt nageroepen als ‘Sale Flamant’.
Als je om half vier aan de schoolpoort van de kleuter- en lagere school staat, hoor je overal om je heen Frans. De moeders die hun kinderen van school komen halen hebben geen respect en praten aan de schoolpoort Frans. Als je er dan als Vlaamse leerling iets over zegt, krijg je een boos gezicht te zien en zeggen deze dames dat het jouw zaken niet zijn (soms zeggen ze zelf iets terug in het Frans).
De lessen in het eerste leerjaar zullen wel wat anders zijn. In het eerste leerjaar zitten namelijk kindjes met Franse ouders. Voordat deze kinderen naar de lagere school komen zijn ze naar een Franse kleuterschool geweest. Het gevolg hiervan is dat deze kinderen nog geen woord Nederlands kunnen. Als ze dan beginnen met het lezen van woordjes moet de leerkracht dan eerst uitleggen dat een pop une poupée is, anders weten die kinderen niet wat ze leren. En dan zijn de leerkrachten verbaasd dat het niveau daalt.
-‘De tijd van de Franstalige die geen Nederlands wil leren is voorbij. We doen inspanningen, leren Nederlands en respecteren de taalwetten. En toch worden we steeds meer in onze rechten aangevallen.’ De meeste gezegden in deze zin zijn fout:
- Ze respecteren de taalwetten niet, voor een voorbeeld verwijs ik naar de faciliteiten
- Nederlands leren? Ik kan meer Frans dan de Walen Nederlands, en dit zeg ik uit eigen ervaring. DE TIJD DAT DE VLAMINGEN ZICH LATEN DOEN IS VOORBIJ. WE LEREN WEL FRANS EN HEBBEN AL ALTIJD DE TAALWETTEN GERESPECTEERD. Als wij in Wallonië zijn spreken wij toch ook Frans? Waarom spreken zij dan geen Nederlands in Vlaanderen?
-‘Ik heb goede contacten met zowel de Vlamingen als de Franstaligen en behandel alle inwoners gelijk.’ Eigenlijk heeft ze alleen goede contacten met de Franstaligen. Als je vraagt aan de Vlamingen in Rode wat ze vinden van deze burgemeester zal je te horen krijgen dat we haar niet af kunnen en dat we liever een andere burgemeester hebben. Een Vlaamse burgemeester, want Sint-Genesius-Rode is en BLIJFT een Vlaams dorpje.
-‘Het zou veel gemakkelijker besturen zijn zonder Vlaamse schepenen.’Natuurlijk dat het dan voor hun makkelijker zou zijn, dan hebben ze helemaal vrij spel. Het is waarschijnlijk dankzij deze Vlaamse schepenen dat Rode Vlaams is, dat wij naar een Vlaamse school kunnen gaan, een Vlaamse bibliotheek,...
-‘Rode wordt nu eenmaal steeds Franstaliger.’ Dat heeft ze door, en de rest van Vlaanderen ook. Maar zij is in de positie om daar iets tegen te doen, maar toch doet ze het niet.