dinsdag, februari 26, 2008

Het Socialisme en de dood


Het persoonlijke charisma van Castro volstaat blijkbaar om de welwillende beeldvorming rond zijn Club Med-versie
van de DDR overeind te houden. Bart De Wever stoort zich in z'n column in De Morgen aan de vergoelijking van het regime van Fidel Castro.

Was Rafael Trujillo een gruwelijke dictator? Nee, want je kan de Dominicaanse Republiek toch niet vergelijken met onze Westerse democratieën. Trujillo was bovendien een zeer kundig bestuurder, een harde werker, een intelligente politicus en een slimme jurist. Hij was de stuwende kracht achter de succesvolle industrialisering van zijn land en zorgde er tegelijk voor dat die niet ten koste ging van het leefmilieu. Wist u trouwens dat de CIA een hand had in de moordaanslag op zijn leven? Dat is pas schandalig.

Men kan zich nauwelijks voorstellen dat iemand enkel vanuit deze invalshoek op het regime van Trujillo zou terugblikken zonder dat er verontwaardigde commentaar op volgt. Rafael Trujillo regeerde immers met ijzeren hand over de Dominicaanse Republiek van toen hij zich met Amerikaanse steun in 1931 tot president liet verkiezen tot hij in 1961 werd vermoord. 'El Jefe' liet in die periode gewetenloos opponenten uit de weg ruimen en creëerde een groteske personencultus rond zichzelf. Het aura van gruwel rond Trujillo zal nooit in de dodehoekspiegel van de geschiedenis verdwijnen. Net zoals Augusto Pinochet nooit in de eerste plaats herinnerd zal worden om de sterke economische opleving - 'het Chileense wonder' - die zijn land kende nadat hij gewelddadig de macht van Salvador Allende overnam. En terecht. Eigentijdse dictators hoeven we niet door een welwillende bril te bekijken. Tenminste, dat zou je denken. De uitzending van Terzake op 19 februari liet niet minder dan vier Cubakenners aan het woord over de afscheidnemende Fidel Castro, maar slaagde er niet in eenduidig te antwoorden op de vraag of Castro een dictator dan wel een communistische idealist was (alsof niet overal waar 'communistische idealisten' ooit aan de macht kwamen, de dictatuur meteen volgde): Cuba mag je immers niet vergelijken met onze democratieën; er is een vorm van inspraak; het is een laboratorium waaruit wij lessen kunnen trekken; de schandalige handelsboycot van de Amerikanen belemmert verbetering... Op de uitzending volgde geen enkele verontwaardigde reactie. Het persoonlijke charisma van Castro volstaat blijkbaar om de welwillende beeldvorming rond zijn Club Med-versie van de DDR overeind te houden. Twintig jaar na de val van de Muur en de opening van de massagraven van het communisme oefent Cuba op veel progressieven nog steeds uit wat Jean-François Revel in 1976 omschreef als 'la Tentation Totalitaire'. Is het niet minder erg, of zelfs begrijpelijk, dat er bloed kleeft aan de handen der leiders als die gedreven worden door het maken van de ideale samenleving? Dat men alleen mag lezen wat de staat voorschrijft, is toch ondergeschikt aan het feit dat men de mensen heeft leren lezen, nee? Tenslotte weet iedereen, stelde Steve Stevaert op 2 juli 2005 in deze krant, dat Havana een bordeel wordt als het in handen valt van het wilde kapitalisme, en dat het voor de rest dan gedaan is. Stevaert is meermaals in Cuba geweest en kreeg daarbij van 'el lider maximo' een hoogstpersoonlijke voorkeursbehandeling. De vriendschap werd onder meer beantwoord met het sturen van afgedankte bussen van De Lijn naar Cuba. Alleen een cynicus zal zich afvragen of de banden van die bussen ooit nog gebruikt zullen worden voor de bouw van één van de gammele vlotten waarop gewone Cubanen, volgens Castro 'misdadigers, homoseksuelen en parasieten', hun land massaal ontvluchten. Nochtans had Cuba ooit een omvangrijke middenklasse, een gemiddeld loon voor een achturige werkdag dat hoger was dan dat van België, een hoger inkomen per hoofd van de bevolking dan Oostenrijk en een sterke aantrekkingskracht op migranten. Dat was blijkens een Unesco-rapport met name zo einde de jaren vijftig, vlak voor Castro de macht overnam. De talloze prachtige herenhuizen in Havana, die vandaag meestal op instorten staan, zijn er de stille getuigen van. De Britse auteur Theodore Dalrymple vermoedt dat het nieuwe regime die unieke architecturale pracht daarom met opzet liet afbrokkelen. Ze verstoren immers het wijd verspreide beeld dat Castro de bevrijder was van een land met uitsluitend arme boeren die werden uitgebuit door een piepkleine bovenklasse. Toen Andy Garcia met zijn film The Lost City (die bij ons een stille dood stierf) dat beeld van Cuba doorprikte, kreeg hij in Amerika een storm van kritiek over zich heen. Kwaliteitskranten wezen hem soms terecht door te verwijzen naar films die Castro's versie van de geschiedenis kritiekloos en aanwijsbaar fout weergeven. Dat Garcia dan ook nog eens het historische feit in beeld bracht dat Che Guevara bij het liquideren van tegenstanders graag zelf de trekker overhaalde, volstond in een aantal Latijns-Amerikaanse landen voor een heuse boycot van zijn film.

Het regime dat Castro omvergooide, valt vanuit democratisch oogpunt zeker niet te verdedigen. Nog minder was Cuba voor Castro een paradijs voor al wie er woonde. Maar dat doet niets af aan het vernietigende oordeel dat de geschiedenis over Castro hoort uit te spreken. Hopelijk opent zijn verdwijnen voor de Cubanen de weg naar de vrijheid om iets anders te kiezen dan het socialisme of de dood.

Bart De Wever

Alles op deze webstek mag overgenomen worden mits duidelijke bronvermelding. De redactie van Klauwaert