vrijdag, maart 06, 2009

Bart De Wever in Tertio

"Ontkennen christelijke wortels Europa vorm van negationisme"

Vijf jaar lang schreef N-VA-voorzitter Bart De Wever columns, eerst in De Standaard, nadien in De Morgen. Het pas verschenen boek Het kostbare weefsel bundelt zijn pittige kritieken op het politiek en cultureel correcte denken. Wie dacht van De Wever verlost te zijn, heeft het mis, want hij wordt weer columnist bij De Standaard. Hij is nog lang niet uitgepraat over waarden en normen, over de relatie tussen identiteit en democratie en over burgerschap in een multiculturele samenleving.

Emmanuel Van Lierde | Bart De Wever (1970) was nauwelijks twee dagen oud toen zijn vader hem lid van de Volksunie maakte. Amper drie ging hij mee betogen voor de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde (BHV). De politieke microbe werd hem met de paplepel ingegoten, al was het pas aan de universiteit dat hij zijn Vlaams idealisme ten volle ontdekte. De assistent geschiedenis ruilde de academische wereld voor de politiek. Sinds 2004 is hij de voorzitter van de Nieuw-Vlaamse Alliantie (N-VA). Daarnaast heeft hij zitting in de Kamer en in de Antwerpse gemeenteraad. Wat in de zomer van 2003 begon met een essay over zijn geliefde conservatieve filosoof Edmund Burke (1729-1797) in De Standaard, groeide uit tot een maandelijkse column. In 2006 verhuisde De Wever naar De Morgen die op zoek was naar een controversiële pen om de opiniepagina’s op te smukken. Een ruime selectie van die vijf jaar maatschappijkritiek is nu gebundeld in het boek Het kostbare weefsel.

“Die titel is niet alleen een woordspeling op mijn familienaam, hij vat ook mijn overtuiging samen. Als je mijn visie tot zijn naakte essentie herleidt, dan is dat de kern”, zegt De Wever. “Het verwijst naar ‘the costly fabric of society’ waarvoor Burke het opnam. Je moet niet denken dat je een blauwdruk van de samenleving kunt maken. Dat zou hoogmoed zijn. Je moet integendeel zorgzaam omspringen met hoe de beschaving tot stand kwam en met het langzaam gegroeide kostbare weefsel. Verandering is mogelijk, maar als politicus moet je subtiel tewerk gaan zoals een chirurg en niet zoals een beenhouwer. Als je denkt zelf een samenleving te kunnen scheppen, beland je altijd in excessen. Iedereen die niet aan jouw idee beantwoordt, wordt dan geliquideerd.”

Als de stroom een bepaalde richting uitgaat, kunt u het niet laten de andere kant uit te gaan. Provoceert u zo graag onder het motto ‘j’énerve, donc je suis’?
“Dat heeft deels te maken met mijn karakter. Ik geniet wel van de underdogpositie en ik heb daar ook geen angst voor. Hoe meer iets evident wordt geacht, hoe meer ik geneigd ben dat te betwijfelen. Het is een cartesiaanse attitude alles in twijfel te trekken en het is vaak de opzet van mijn columns. Indien het alléén aan mijn karakter lag, zou het pathologisch zijn. Ik speel niet in elke context de hond in het kegelspel. Er is altijd wel een grond in de werkelijkheid voor mijn standpunt, anders zou ik het niet doen. De elitaire consensus getuigt al veertig jaar van een politiek links en cultureel correct denken, maar ik deel die gangbare opinies van de mediamensen niet en probeer het maatschappelijke debat open te breken.”

Van het etiket ‘conservatief’ maakte u een geuzennaam. Wat houdt dat conservatisme voor u in?
“Waarom is dat een geuzennaam? Omdat het begrip semantisch vervuild is. Het roept associaties op met ouderwets, gesloten en tegen de vreemdelingen, antimodern en antifeministisch. Bij een conservatief denk je aan een oude blanke man die de verandering niet aankan en die de terugkeer naar een verleden dat nooit bestond, bepleit. Niemand kleeft zichzelf dat etiket op en stapt zo naar de kiezer, want je krijgt de tijd niet meer om uit te leggen wat je bedoelt. Voor mij is het conservatisme een specifieke visie op mens en samenleving. Je ziet de mens in zijn relatie met anderen. Daarin verschilt het van het liberalisme waarin het individu centraal staat of van het socialisme waarin de staat in de plaats treedt van het individu om het geluk van mensen te verzekeren. De conservatief legt daarentegen de nadruk op de spontane verbanden tussen mensen zoals het gezin, het onderwijs, de cultuurorganisaties… Daar krijgt de samenleving het best vorm.”

Hoe kijkt u aan tegen het voorstel om bij wettelijke feestdagen rekening te houden met de feestdagen van de drie grootste godsdiensten?
“Dat is een zeer moeilijk, maar interessant debat. (denkt na) We zijn een geseculariseerde samenleving, maar met een christelijke geschiedenis. Ook onze christelijke feestdagen zijn geseculariseerd. Zo was de vraag van het stedelijk onderwijs in Antwerpen naar een sint zonder kruis op zijn mijter een absurd voorstel vanuit een doorgedreven secularisme. Net op zo’n moment stel je vast dat veel mensen – ook wie niet naar de kerk gaat – daarop reageren en dat godsdienstige thema’s gevoelig liggen. Of we rekening moeten houden met de feesten van inwijkelingen, is een andere kwestie dan wanneer het over de feesten van de joodse gemeenschap gaat. Je kunt die feesten van de allochtone gemeenschap niet op dezelfde wijze bekijken als feesten die hier eeuwen bestaan en onze cultuur vormden. In de publieke ruimte moet plaats zijn voor de beleving van godsdiensten, maar kun je voor die feestdagen ruimte maken? Hoe integreer je mensen uit een andere cultuur? Hoe verzoen je het recht op eigenheid met het eensgezind samenleven van allen?

Denk aan het ritueel slachten. Daar besloot de wetgever een uitzondering toe te staan op de verdoving van dieren bij het slachten. Is dat een gezond pragmatisme dat de inburgering van moslims ten goede komt of had de wetgever beter de aanpassing van hun culturele gewoonte aan onze wetgeving geëist? Waarom sta je daar wel een uitzondering toe, maar voor paardenkoersen op de openbare weg niet? Zo zet je mensen tegen elkaar op als de ene meer mag dan de ander. Het is niet omdat er christelijke feestdagen zijn dat andere godsdiensten automatisch recht hebben op hun feestdagen. Toch kunnen we hun vraag niet negeren. Het is ook de vraag of een variabele feestdag haalbaar is voor de werkgevers. Bovendien zou ik het als een belediging ervaren als die feestdagen voorrang krijgen op het feest van de Vlaamse gemeenschap. Wij wachten nog op 11 juli als officiële feestdag.”

U bent een van de weinige Vlaamse columnisten die het waagt de kerk te verdedigen. Is dat ook een conservatief trekje?
“Onlangs schokte ik veel mensen door uitdrukkelijk te zeggen dat ik ongelovig ben, want door mijn columns dachten ze dat ik gelovig was. Dat ik niet geloof, is voor mij geen feestelijke vaststelling. Als je niet gelooft dat God aan het roer staat, moet je zelf het roer in handen nemen en dat schept een enorme verantwoordelijkheid. Ik benijd gelovigen die kracht uit hun geloof putten. Mijn vrouw is gelovig en actief in de parochie. Binnenkort huwen we kerkelijk en met ons gezin nemen we deel aan de gezinsvieringen – ik kreeg dus ook thuis een sigaar voor mijn eerlijkheid. Velen van mijn generatie zijn randkerkelijken die wel de rituelen ondergaan, maar zelf niet geloven. Omdat mijn vrouw gelooft, vind ik het niet hypocriet daaraan deel te nemen. Ik ben niet antichristelijk en ook zonder de vlam van het geloof te voelen, raakt de ethiek van het christendom me. Die boodschap en die rituelen geven toch een extra betekenis aan mijn leven, maar het zou net hypocriet zijn te zeggen dat ik wel geloof.”

Maar daarom hoeft u daar nog geen columns over te schrijven.
“Met mijn columns wilde ik duidelijk maken dat de ongelovige het voor de gelovigen kan opnemen. Katholieken hebben bijna geen recht op hun opinie. Als ze spreken, wordt het argument van de scheiding tussen kerk en staat ingeroepen. Wie dat doet, weet niet wat die scheiding inhoudt en gebruikt het als een zwijgplicht voor katholieken. We tonen begrip voor moslims, maar o wee als christenen iets zeggen. Cartoons over de islam zijn uit den boze, maar schimpen op de paus mag à volonté. Dat stoort mij enorm.”

Moet Europa dan ook zijn christelijke wortels erkennen?

“Dat is evident, anders erken je je eigen geschiedenis niet. Dat ontkennen is een vorm van historisch negationisme. Welke rol religies nu kunnen spelen in de samenleving, is voor mij een open vraag. Het beeld dat mensen van religie hebben, wordt steeds minder door het christendom en steeds meer door de islam bepaald, die we vooral als een bedreiging zien. Onlangs werd in Nederland een moslim ombudsman. Die weigerde vrouwen de hand te geven. Na overleg kreeg hij het advies ook mannen geen hand te schudden zodat hij niet van discriminatie kon worden beschuldigd. Zover zijn we dus gekomen. Als vrijheid de hoogste norm is, dan heb je geen argumenten om tegen die man zijn houding in te gaan en te eisen dat hij zich aanpast aan onze cultuur. Maar dat stuit mensen wel tegen de borst en dat speelt ook het christendom parten.”

Hoe bedoelt u?
“Het beeld van religie wordt negatiever en van het christendom gaat te weinig appel uit om daar weerwerk aan te bieden. De kerk mag best wat profetischer zijn. Geef mij maar kerkleiders die de moed hebben voor hun overtuiging uit te komen. Liever dan zij die de weg van de minste weerstand kiezen, heb ik iemand als de bisschop van Namen die bijvoorbeeld durft te zeggen dat de Walen hun superioriteitsgevoel moeten afleggen. Il faut le faire. Nu de spirituele nood het hoogst is, blijkt de kerk niet in staat daar goed garen bij te spinnen. Dat komt omdat ze te braaf is en uitspraken schuwt die niet goed in de markt liggen. Daardoor schuiven mensen haar terzijde. Zelfs voor de vrijzinnigen is de kerk geen vijand meer. Nochtans helpt zo’n vijandigheid om scherp te blijven. Nu zijn de kerk en de vrijzinnigheid allebei in een winterslaap verzonken.”

Wat moeten politici prioritair behandelen: de economische crisis of de staatshervorming?
“Het is toch vreemd dat iedereen het er tot voor kort over eens was dat een staatshervorming nodig was om onze welvaart te garanderen en dat nu de economie sputtert, die twee debatten weer uit elkaar worden gehaald. Net nu moeten beide samen worden aangepakt. Het communautaire is meer dan BHV en drie Franstalige burgemeesters. Dat zijn achterhoedegevechten. Waar het wel om draait is de fiscale autonomie, de arbeidsmarkt en de gezondheidszorg. De Vlaamse beweging moet durven afscheid nemen van haar oude strijd, al bestaat die in Brussel nog. Vlamingen zijn geen tweederangsburgers meer. Waar het nu om draait, is het al of niet aanvaarden dat er cultureel twee samenlevingen naast elkaar zijn gegroeid en dat die beter worden gesplitst. De essentie is niet meer de taal, wel de vraag wie behoort tot de Vlaamse of de Waalse samenleving. Er is een enorm contrast gegroeid tussen het wettelijke land en de wijze waarop het in werkelijkheid bestaat als twee landen in wording. De Vlamingen willen een stap vooruit doen in de staatshervorming, maar de Walen bepleiten de status-quo. De federale democratie bestaat niet, wel de optelsom van twee democratieën en daar een consensus vinden, wordt steeds moeilijker of onmogelijk, zoals over migratie. Alleen in België is het denkbaar dat een minister trots is te zeggen dat hij niets heeft gedaan in het besef dat iets doen toch nooit goed zou zijn voor iedereen. Dat klinkt grappig, ware het niet dat het over mensenlevens ging. Nu is dat schrijnend.”

Ziet u een uitweg?
“Met het kartel verkozen we een weg van de geleidelijkheid, maar dat werkt blijkbaar niet. Er is nog altijd geen resultaat en we worden uitgelachen. Door alles te weigeren en niets te vragen, vragen de Franstaligen net ontzettend veel en dat lijken ze niet te beseffen. Dat maakt krachten los die we straks niet meer kunnen beheersen. De kiezer doet in juni zijn zeg, maar het is duidelijk dat ons consensusmodel opschuift naar een conflictmodel. En dan zullen ze straks ook nog zeggen dat dat de schuld is van Bart De Wever. Maar ik wou de weg van de geleidelijkheid en onze intenties waren eerlijk.”

Het kartel heeft u groot gemaakt, maar hoe moet het verder zonder?
“Je kunt het vergelijken met een latrelatie. Het kartel hield niet op bij gebrek aan wederzijdse affectie want die groeide net. In het begin was het moeilijker, maar we leerden elkaar kennen en realiseerden onze doelen, waardoor de scepsis aan beide zijden verdween. De eerste ambitie van het kartel was paars breken. We zagen dat onze formule werkte. Net op ons hoogtepunt werden we uit elkaar geslagen omdat onze tweede doelstelling niet lukte. We wensten een flinke stap vooruit te doen in de staatshervorming en als dat niet gebeurde, zouden we samen onze conclusies trekken. CD&V doorbrak die laatste afspraak en ging toch door.

Yves Leterme verwijt me dat ik op 15 juli vorig jaar geen compromis sloot, maar welk compromis moest ik sluiten? Er was geen tekst, waarmee had ik dan akkoord moeten gaan? Was er een resultaat geweest, dan konden we dat verdedigen, maar nu was er niets. Ondertussen ben ik al enkele maanden weg en als ik het obstakel was, waarom kwam er dan nog altijd niets uit de bus? Zonder mij lukt het blijkbaar ook niet. Het is jammer dat daarvoor het kartel eindigde in wederzijdse verwijten. In een Forza Flandria als uitweg heb ik alvast nooit geloofd. Sommigen denken dat je bij het Vlaams Belang moet aansluiten om het bij te sturen, maar de duivel verander je niet door ermee te dansen. Onze stijl verschilt te veel van het VB. Bij hen is de relatie tussen identiteit en democratie een kwestie van uitsluiting, bij ons een zaak van insluiting.”

Alles op deze webstek mag overgenomen worden mits duidelijke bronvermelding. De redactie van Klauwaert