Geen bevrijdingsstrijd zonder martelaren. In de volgende bijdragen op deze weblog zal aandacht besteed worden aan diegenen die hun leven gaven voor hun volk en idealen. Op algemeen verzoek starten we met dr. August Borms, afkomstig uit het Waasland. Wij als redactie van Klauwaert schenken speciale aandacht aan hem en nemen als het ware zelf deel aan de Bormsdevotie, omdat ook wij uit dezelfde Wase klei als Borms gekneed zijn.
August Borms werd op 14 april 1878 geboren te Sint-Niklaas. Als zoon van een arbeider die zich had opgewerkt tot de burgerij, volgde hij zijn humaniora aan het Klein-Seminarie van Sint-Niklaas. Daar werd hij lid van de Blauwvoeterie. Vanaf 1896 tot 1902 volgde hij in Leuven Germaanse filologie in Leuven. Daar richtte hij de Wase club op. Na zijn studies werkte hij als leraar, tot hij in 1903 naar Peru vertrok om daar het onderwijs te verbeteren. In 1906 keerde hij terug naar Vlaanderen. Hij hervatte zijn job als leraar. Borms reisde voor de oorlog vele Vlaamse steden om op bijeenkomsten te spreken. Na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, schreef hij: "Zij zullen hem niet temmen ! Alle Belgen, Vlamingen en Walen, moeten samen vechten tegen de Duitsers." Ondanks de vele beloftes bleef de Belgische regering de Vlamingen onderdrukken. Borms ging geleidelijk over in het activisme. Zijn argumenten hierbij waren dat de franskiljons de godsvrede verbroken hadden en dat de Vlamingen weer moesten strijden voor Vlaamse zelfstandigheid.
Borms richtte in 1917 de Raad van Vlaanderen op. Deze raad legitimeerde het activisme. Op 3 maart 1917 ontving de Rijkskanselier een delegatie van de Raad. Op 22 december 1917 werd de Vlaamse zelfstandigheid uitgeroepen door de Vlaamse Raad. Borms werd vervolgens door het Belgische gerecht gearresteerd, maar de Duitse bezetter stelde hem in vrijheid. Borms neemt een absoluut pro-Duitse houding aan. Borms bleef na de bezetting in België en probeerde samenwerking te stimuleren met de frontbeweging. Deze samenwerking mislukte en Borms werd in 1919 gearresteerd. Borms pleitte op zijn proces schuldig. Hij werd dan ook veroordeeld tot de zwaarste straf: de doodstraf. Deze staf werd omgezet in levenslang. Rond Borms ontstond een ware cultus. Borms kon al in 1921 vrijkomen, op voorwaarde dat hij zich niet politiek zou engageren. Borms weigerde. Borms' martelaarsschap nam mythische vormen aan. Er waren zelfs plannen om Borms met behulp van gewapende Sinn Féin-leden (Sinn Féin is een Iers-nationalistische partij) te bevrijden. Ook een pauselijk medewerker hoorde over Borms' sterke geloof en vroeg de Belgische regering om vrijlating. Toen in 1928 te Antwerpen tussentijdse verkiezingen werden gehouden, stelde de Frontpartij Borms kandidaat, tegen een liberale kandidaat. Borms werd met 83.058 stemmen tegen 44.410 verkozen. Deze verkiezing werd -uiteraard- ongeldig verklaard. De Belgische regering wou van Borms af, want de vraag om amnestie werd steeds groter. Op 17 januari 1929 werd Borms dan ook vrijgelaten. Borms nam na zijn vrijlating actief deel aan het Vlaams-nationalisme, zonder nog een leidende functie aan te nemen. Hij zou dikwijls optreden op VNV-bijeenkomsten. Hij steunde nationaal-socialisten die het VNV wouden radicaliseren. Nog voor de tweede Duitse bezetting, stond vast dat hij opnieuw zou deelnemen aan een tweede activisme.
Bij het uitbreken van de oorlog werden verschillende anti-belgische leiders, zoals Borms, weggevoerd naar Noord-Frankrijk. Hij koos opnieuw de zijde van de bezetter. Hij nam deel aan tal van manifestaties en propageerde voor het Oostfront. Bij de bevrijding vluchtte Borms naar Duitsland en ronselde daar Vlaamse vrijwilligers voor Duitse krijgsdienst om zo Vlaanderen te heroveren. Borms werd in augustus 1945 gearresteerd. In oktober werd hij al ter dood veroordeeld. Op 12 april werd Borms, verzwakt door zijn gevangenschap, vastgebonden aan een paal en neergekogeld in de kazerne van Etterbeek. Nog één maal weerklonk zijn stem als een klok, zijn laatste woorden waren: "Dietsland Houzee !". De rol van martelaar, die hij verkregen had na zijn eerste veroordeling, werd vervuld. Borms is tot op vandaag een mythe, een martelaar van ons volk.
Dietsland Houzee !
Borms door Willem Elsschot
Al uwe minnaars hebben u vergeten.
JEREMIA XXX : 14
maar dat gij Neerlands vaan manmoedig hebt gediend
dàt weet ik niettemin zooals 't een ieder weet die nu,
in dit ons Land, zijn brood in schaamte eet.
Voor rechters-soldeniers, beroepen door de Staat,
is het u dan vergaan zooals het dapperen gaat.
En de Regent keek toe, stilzwijgend, onverstoord,
maar nam zijn pen niet op voor 't schrijven van één woord.
Uw gratie lag gereed voor 't buigen van uw nek,
voor 't beven van uw lip, voor 't eten van uw drek.
Goddank, gij hebt dat tuig misprijzend genegeerd
en noch uw dierbaar volk noch uwe naam onteerd.
Dat kon, dat wilde, of dórst men niet verstaan.
Men riep het peloton en 't peloton trad aan.
Maar dat het salvo, dat finaal is losgebrand,
ons allen heeft geraakt, dat voelt heel Vlaanderland.
En dat geen enkele stem tot u is opgegaan
toen ieder in zijn geest u voor die muur zag staan.
De Paus heeft niet geroerd, wij allen zwegen stil
als was die snoode daad des Heeren eigen wil.
Een ieder zwoer bij God: Ik heb hem niet gekend,
die oude, door de pest geslagen krukkenvent."
0 lafheid ongehoord, o niet te delgen schand,
waarvan 't infame merk ons op het voorhoofd brandt.
Nog glom een laatste sprank: Oranje's vrome telg
verheft des Zwijgers stem en schut die stoere Belg.
Uw nood, helaas, drong niet tot in de troonzaal door:
wie eenmaal is gedoemd vindt nergens meer gehoor.
Al werd uw oude romp in allerijl vermoord,
de echo van uw stem wordt door geen schot gesmoord.
En wat van u resteert wordt éénmaal naar de Wet
van Vlaanderens eergevoel, met staatsie bijgezet.
Voorop de Kardinaal, gedost in vol ornaat.
Herzegend en verkist zijt gij zijn kameraad.
Hij zal, na 't eersaluut liturgisch henengaan:
en zo heeft dan het Land postuum zijn plicht gedaan.
OPDRACHT:
Gij dacht, o lijdzaam volk, dat 't gruwelijk getij
der oude tyrannie voor immer was voorbij.
Weet nu dan dat uw stem door niemand wordt aanhoord,
Zoolang gij stamelend bidt of bedelt bij de poort.
Antwerpen 1947
Willem Elsschot