Op 31 januari 1966 speelt er zich in Limburg een drama af. De geschiedenis van Zwartberg is hét voorbeeld bij uitstek dat bewijst dat de Vlaamse beweging ook een sociale beweging is en was.
Het begon allemaal toen de rooms-rode regering van eerste minister Harmel een tekort in de begroting had van 22 miljard Belgische franken, onder andere door de verlieslatende steenkoolmijnen. Er deden geruchten de ronde over sluitingen. Om revoltes in Wallonië te vermijden zouden niet alleen Waalse, verlieslatende mijnen gesloten worden, maar werd ook beslist om de modernste mijn van België, de Vlaamse mijn van Zwartberg, te sluiten.
De arbeiders kregen geen steun van de socialistische en christelijke vakbonden, want die vakbonden waren en zijn partijgebonden en de socialisten en christendemocraten zaten in de regering. Dus sprong de Vlaamse beweging op de bres voor de gewone man. De Volksunie klaagde al jaren aan dat Limburg een Belgische kolonie was, dit was haar kans om iets te doen voor die provincie en voor de arbeiders.
Op 27 januari vallen de eerste ontslagen in de mijn van Zwartberg. De arbeiders zijn aangeslagen. De ochtendploeg daalt af in de ondergrond en komt niet meer boven. Ze staken ondergronds. Er onstaat ook spanning aan het aardoppervlak, een omhaling van geld voor de stakers wordt verboden. Het betogingsverbod wordt uitgevaardigd.
In Hotel Uilenspiegel wordt inmiddels een hoofdkwartier ingericht door leiders van de Volksunie. Jaak Kuppens trommelt de Vlaamse Militanten Orde onder leiding van Wim Maes, de verdedigers van de Vlaamse zaak op, die eigenlijk in Moeskroen zouden gaan manifesteren. Op 30 januari komt het tot een confrontatie tussen de betogers, met onder hen vele Volksuniemandatarissen en de VMO'ers, en de rijkswacht. Een traangasgranaat belandt in een winkel. Dit leidt tot een escalatie van het geweld en tot een ware veldslag. Later die dag wordt de orde terug hersteld.
In Hotel Uilenspiegel ontstaat er verdeeldheid rond het optreden van de VMO. Vakbondsafgevaardigden hebben inmiddels bedreigingen ontvangen van mensen wiens emoties te hoog oplopen.
De vakbondsafgevaardigden verzamelen zich op 31 januari in het stakingscomité en zijn de enige gesprekspartners voor de directie van de mijnen.
De acties verspreiden zich over heel het mijngebied. In Winterslag worden de werkzaamheden stilgelegd door het doorsnijden van een transportband, de belgicistische rijkswacht schiet hier met veiligheidspatronen op de Vlaams-nationalistische betogers, die ondertussen mijnhout als wapens gebruiken. In Waterschei vindt acht jaar voor de Ierse "Bloody Sunday" een gelijkaardig tafereel plaats. Twee betogers worden neergeschoten. Jan Latos overlijdt ter plekke en Theo Van Hecke blijft verlamd tot aan zijn dood in 1974. Valère Sclep wordt door een Belgische traangasgranaat op het hoofd geraakt en overlijdt ter plekke. De B.O.B. en de gerechtelijke politie verrichten achteraf huiszoekingen om beslag te leggen op de foto's van de rijkswachters in actie.
In Uilenspiegel beseft men dat men ongewild een escalatie heeft uitgelokt. Er is sprake van terroristische plannen. Om dit te voorkomen beslist een deel van het gezelschap in Hotel Uilenspiegel om naar de koning te gaan.
Op 1 februari komt deze delegatie aan in Laken en wordt ontvangen in het koninklijk paleis. In de nacht van 30 januari op 1 februari is er ook crisisberaad tussen de regering en de top van de rijkswacht. Er wordt beslist om twee bataljons paracommando's te sturen naar de mijnstreek. De rust keert terug.
Op 2 februari komt het teneergeslagen stakingscomité samen met de vakbonden. De zogenaamde akkoorden van Zwartberg worden geformuleerd. Hierin stond dat de mijn pas zal sluiten als elke werknemer ander werk had. De regering aanvaardt het akkoord. Tijdens een woelige Kamerzitting beschuldigt premier Harmel de Volksunie ervan, de incidenten te hebben uitgelokt. Volksunie-voorzitter Frans Van der Elst interpelleert meteen over de verwaarlozing van Limburg.
Op 3 februari vindt de begrafenis van de slachtoffers in alle rust plaats, zonder aanwezigheid van de rijkswacht.
Op 4 februari spreken de vakbonden ACV en ABVV de mijnwerkers toe. Ze worden op de stakersvergadering duchtig onder handen genomen, maar de stakers aanvaarden het akkoord zoals het op tafel lag. De vakbonden triomferen op de kap van de Vlaamse beweging;
Iedereen gaat terug aan het werk op 7 februari. Eind '66 heeft elke mijnwerker van de mijn van Zwartberg een nieuwe baan. Er wordt overgegaan tot de sluiting van de mijn. Vijfentwintig jaar na de gebeurtenissen velt een Belgische rechtbank een oordeel in de zaak Latos, de familie heeft geen recht op een schadevergoeding.
De begrafenis van de Vlaamse martelaar Jan Latos