zaterdag, februari 24, 2007

Citaat: Max Lamberty

"De Vlaamsgezinden waren en zijn de belichaming van een idee die in alle landen haar aanhangers heeft: de idee die het NATIONALE als grondslag neemt bij de beoordeling en behandeling van de maatschappelijke vraagstukken; de idee die aan het nationaal belang, het geestelijk en stoffelijk belang van het eigen volk, de voorrang geeft boven de andere uitzichten van het maatschappelijke bestaan. Zij die zich naar deze gezichtshoek richten en, in alle landen van de wereld, nationalisten worden genoemd, offeren gaarne hun persoonlijk voordeel, hun rust, hun gezondheid, hun leven zelfs, omdat zij deze taak, de verzekering van het bestaan en van de grootheid van hun volk, beschouwen als de schoonste taak die hun in de gemeenschap kan beschoren zijn. Dat is hun roeping. Zij zijn uitverkoren om te strijden voor en te waken over de geestelijke en stoffelijke belangen van hun volk, het is hun bestemming de politieke herders van hun natie te zijn.

Zij zijn overal in de minderheid. Zij zijn overal onontbeerlijk. Zij zijn de stuwkracht zonder de welke een volk niets groots tot stand brengen kan, ja zelfs zich niet blijvend handhaven kan. Dat is de beslissende betekenis van het nationalisme in alle landen."

Max Lamberty, in De Geschiedenis van Vlaanderen, deel VI p. 266

zaterdag, februari 17, 2007

In Memoriam: Herman Van den Reeck
























In deze bijdragen willen we voor de tweede maal, na dr. August Borms, een Vlaamse martelaar herdenken. Deze keer gaat het om Herman Van den Reeck, ook wel “de eerste Vlaamse martelaar” genoemd, maar dan vergeet men de velen die in de loopgraven hun leven gaven.

Herman Van den Reeck werd geboren op 21 april 1901, hij volgde Grieks-Latijnse humaniora aan het Koninklijk Atheneum te Antwerpen. Zijn vader was secretaris van de Volkshogeschool. Van den Reeck gaf voordrachten over Transvaal en Zuid-Afrikaanse letterkunde voor de Vlaamsche Bond. In 1918 trad Van den Reeck toe tot de Activistische Schoolbond. Van den Reeck was zeer belezen en bestudeerde de geschiedenis van de Lage Landen en volkeren die toen voor vrijheid streden.

Ook na de eerste wereldoorlog behield Van den Reeck zijn Vlaams-maximalistisch standpunt. Van den Reeck was ook sociaal geëngageerd. De politieke en culturele ontvoogding waren voor hem onlosmakelijk verbonden met “de bevrijding van het proletariaat”. Dit gegeven is typisch voor de tijdsgeest waarin Van den Reeck zich toen bevond. Nationalisme en sociaal engagement waren gelijk aan elkaar. Het kapitalisme en de bourgeoisie werden verantwoordelijk geacht voor de oorlog. Zelfs figuren zoals Joris Van Severen, werden begeesterd door de communistische en internationalistische idealen van de Oktoberrevolutie.

Van den Reeck schaarde zich achter het “Manifest voor een christelijke Internationale” van Cornelius Boecke. Ook Van den Reeck kon, net zoals vele intellectuelen in die tijd, zich terugvinden in de idealen van de door Henri Barbusse gestichte “Internationale van de Gedachte”, de Clarté-beweging. Deze beweging streefde naar een revolutionair eenheidsfront ter bevordering van het culturele peil van de arbeidersklasse en de verspreiding van het historisch materialisme. De Clarté-groep raakte al snel verdeeld.

Grondgedachte van de (Vlaamse) Clarté-groep: “De onderdrukking van het Vlaamsche Volk is slechts een onderdeel van de internationale overheersching van de groote klasse der bezitloozen ten behoeve van de grootkapitalisten en imperialisten.

Van den Reeck werd secretaris van de Vlaamse afdeling van de Internationale Anti-Militaristische Vereeniging. Van den Reecks denken zou gesitueerd kunnen worden tussen het avant-gardisme en het Nieuwe Orde-denken, want ondanks zijn anti-militarisme, sprak hij revolutionaire taal.
"Een opstand, zelfs al mislukt die... heeft tenminste dit voordeel bij dat de beweging wereldkundig wordt en dat het nationaal gevoel van het volk er wakker door gehouden wordt, wat wel door eenige slachtoffers mag gekocht worden... Alles voor Vlaanderen, ook ons leven en onze vrijheid. De romantische periode van onzen strijd is voorbij, we staan voor de eerste daad. Vlaanderen! 't Is de tijd!"


Op 11 juli 1920 werd in Antwerpen een Guldensporenviering georganiseerd. Het was een betoging van alle Vlaamse strekkingen. De menigte van 30.000 Vlaamsgezinden trok op naar de Grote Markt. De Vlaamse vlaggen werden door de politie in beslag genomen. Burgemeester De Vos van Antwerpen voelde zich ziek, schepen Strauss had het bevel over de politietroepen. Er ontstond oproer. Een politie-inspecteur loste een schot. Herman van den Reeck werd geraakt. Van den Reeck werd eerst verplicht een verklaring te ondertekenen waarin hij de schuld op zich neemt. Door de te late verzorging sterft hij. Op 17 juli 1920 woonde een enorme menigte de rouwstoet bij. Verscheidene Vlaamse dichters, waaronder Wies Moens en Paul Van Ostaijen, schreven een hommage aan hem.


Het graf van Herman Van den Reeck op de begraafplaats Schoonselhof te Antwerpen



Uit De Tocht (1920), Wies Moens


Aan Herman Van den Reeck,

Gevallen voor de zaak op 11 juli 1920


In mijn stille, witte cel
is het bericht van uw dood als een nieuw parool
dat scherpe lippen fluisteren in den nacht.
(Die het wachtwoord ontvangt,
hij zet zijn leven tot een bolwerk er om heen.)

Ik heb u nooit gezien,
ik heb u nooit gekend.
Maar dit weet ik:
dat zo wij ooit elkaar hadden ontmoet,
broeder, reeds na den eersten groet,
onze handen werden ineengelegd
en een bond gesloten !

Men zegt
dat een kleine, plompe kogel
in je longen drong:
een blokje lood
dat ’n halve seconde door de lucht gierde
als de angstgil van een zwaluw,
en door je jonge vlees
in je longen drong,
astrant en brutaal
als een beschonken huisbaas.

Men zegt
dat je jonge, krachtige longen
vol bloed werden gestort:
een rode zee van bloed waarin de kreten van je hart,
die waren ‘lijk stormvogels,
jammerlijk verdronken!

Broeder,

nu jij als een schone, vriendelijke heilige
op de baar ligt, wat zal ik je geven?
Al het fijnste goud van mijn leven
is bleek en mat
in den glans van je aureool;
vals blinkt mijn vers
in het licht
van dat glorieuze gedicht
dat jij met je bloed schreef op de straatkeien!
En mijn deel in het lijden
is zo gering, zo niet.
Broeder, ik sta hier zo arm:
ik kan niet eens wenen,
want ik ben zo verhard en zo dof geworden
in dezen tredmolen

Maar ik kan nog knielen, broeder,
en mea culpa slaan:
om mijn verwatenheid
en om mijn zwakheid,
om mijn opstand
en om mijn ongeduld.
Broeder, je bloed delgt mijne schuld !

Die in zonde tot je komen,
àllen –de bangen, de lomen
en d’ onverschilligen mee-
zij keren in reinheid,
geslagen met genade
door den roden bliksem van jouw dood.

donderdag, februari 15, 2007

Decadentie? Waar?

Bepaalde verplichtingen zorgden ervoor dat een deel van de redactie van Klauwaert vorige dinsdag in het theater belandde. De kaarten werden op goed geluk gekocht en we belandden in een stadsschouwburg van een grijze, middelgrote stad met bijhorende socialistische burgemeester.

Met de nodige scepsis betraden wij deze “cultuurtempel”. Het stuk dat ons voorgeschoteld werd was “Platform”, geschreven door een zekere Houellebecq en gebracht door NTGent, een toneelgroep die subsidies krijgt van vier instanties: de Vlaamse gemeenschap, de provincie Oost-Vlaanderen, de stad Gent en de Nationale Loterij.

Maar goed, terug naar onze aankomst in “de Foyer”. In deze rookvrije ruimte kon het ongetwijfeld trouwe theaterpubliek zich al niet bedwingen een sigaret op te steken, maar tot daar aan toe. In de zaal bevonden zich waarschijnlijk vele prominenten uit het lokale cultuurleven, alsook personeelsleden van het naburige college uit onze grijze stad. Met andere woorden, het publiek dat men op een regenachtige dinsdagavond terug kan vinden in het theater.
De voorstelling begint. De scène bestaat uit een platform, bedekt met afval. Acteurs in ondergoed betreden de scène.

Over de inhoud van het stuk kan ik kort zijn, als men het niet had over de wantoestanden van het kapitalisme en het westen, was men wel bezig één of andere erotische –of moet ik zeggen pornografische- scène te beschrijven. Voor één keer klopte het gezegde “Hoe vettiger, hoe prettiger” niet. Men smeet er nog een allochtoon tegenaan om lekker politiek correct te doen en het feestje was compleet. Enkele mensen verlieten de zaal. Waarom het grotendeels oudere publiek niet in grotere getale opstapte is ons een raadsel, of zijn zij misschien dat trouwe theaterpubliek dat dit soort uitspattingen van onze “cultuur” gewend is? Men deed er op het einde nog een schepje bovenop: één van de acteurs vond het nodig om zijn lid te laten zien… Het publiek betaalt om exhibitionisme te zien? De drie Duitse woorden liggen ons allen op de tong: Untergang des Abendlandes?

Wij pleiten zeker niet voor een verbod op dit soort voorstellingen, maar zijn ontgoocheld over het feit dat dit soort uitspattingen van onze maatschappij –ik durf niet meer cultuur zeggen- volle zalen trekt. De twee hoofdpersonages zouden het failliet van de westerse beschaving moeten belichamen, maar tegelijkertijd is heel de voorstelling, alle subsidies voor deze toneelgroep, het loon dat een acteur krijgt om zijn lid te laten zien, dé belichaming van het failliet van onze samenleving.
O ironie.

Er is wel meer nodig om een groep redacteurs van Klauwaert te shockeren, maar het bezorgde ons toch een negativistische stemming over het cultureel welvaartspeil dat ons volk heeft bereikt. Men zou voor minder cynisch worden.


maandag, februari 05, 2007

In Memoriam: Edgard Delvo


Edgard Delvo wordt op 20 juni 1905 geboren in een Gents socialistisch arbeidersgezin. De intelligente Edgard gaat op 15 jarige leeftijd de normaalschool volgen. In 1924 wordt hij corrector in de socialistische Volksdrukkerij. Daar kwam Delvo voor het eerst tot het inzicht dat, alhoewel het socialisme zich beriep op de marxistische leer (door klassenstrijd het kapitalisme vernietigen en de arbeider ontvoogden door de dictatuur van het proletariaat), het socialisme er in de praktijk eerder op gericht was om door reformisme een arbeiderskapitalisme tot stand te brengen, en van de arbeiders minderwaardige burgermannetjes te maken. Er gaapte dus een brede kloof tussen de socialistische theorie en de praktijk. Tevens kwam hij tot het besluit dat de marxistische theo­rieën niet overeenstemden met de sociale werkelijkheid zoals hij die nu zelf in een socialis­tisch bedrijf kon ervaren. In 1925 haalt hij een acte van bibliothecaris, en wordt daarna vrij student aan de Gentse universiteit, waar hij psychologie, pedagogie, sociale en economische wetenschap volgt. In 1930 huwt hij met de onderwijzeres Joanna Rammeloo; ze krijgen 4 kinderen, waarvan 3 vroeg overlijden.

Delvo neemt de leiding van de Gentse AJ (arbeidersjeugd) die –anders dan de officiële Socialistische Jonge Wacht- veel meer cultureel bezig is. De AJ inspireerde zich op de Duitse Wandervögel, en legde de nadruk op het zelfstandige jeugdleven, de culturele ontplooiing van haar leden, de socialistische gemeenschapsbeleving en de natuurbeleving. Tegelijk is Delvo actief in de partij, als secretaris van BWP-Voetweg: hij leert er spreken en meetings geven. Hij komt ook in contact met Hendrik de Man, en leest zijn “Socialisme aan het Marxisme voorbij”. In 1928 wordt Delvo secretaris van de “centrale voor Arbeiders onder leiding van De Man, 6 jaar later wordt hij er secretaris-generaal, samen met de Waal Max Busert. Tegelijk met de machtstoename van Hendrik de Man, nam het geloof in het marxisme bij Delvo af. Hendrik de Man bood hem nieuwe perspectieven voor de motivering van zijn socialisme. Zowel De Man als Delvo betoonden vanaf hun geestelijke ommekeer belangstelling voor het nationalisme. Bij De Man resulteerde dit in 1931 in de uitgave van de brochure Nationalisme en Socialisme, waarin hij tot een positieve waardering kwam van wat hij het vrijheidsnationalisme noemde, een begrip dat we min of meer als synoniem voor ons volksnationalisme kunnen opvatten. Enigszins in tegenstelling tot zijn leermeester De Man, die later in staatsnationalistisch vaarwater terecht zou komen, zou Delvo dit inzicht in de daaropvolgende jaren consequent verder uitdiepen, wat hem uiteindelijk tot de slotsom bracht dat iedere waarachtige socialistische gezindheid onaf­scheidbaar verbonden moest zijn met een volksnationaal bewust­zijn (en omgekeerd), beide convergerend in één streef­doel: de volksgemeenschap.

De Man vormt een commissie om een “economisch plan voor België te ontwerpen”: een dam tegen communisme en nationaal-socialisme door de economische chaos en de klassenstrijd te beëindigen en tevens een aantrekkelijk alternatief voor de middenstand te bieden. In 1939 wordt De Man partijvoorzitter: Delvo werkt meteen met hem mee. Hij heeft in de jaren contacten met sociaalvoelende katholieken als Jacques Maritain en Tillich maar ook met ondermeer Joris van Severen, Victor Leemans en Lode Claes. In de meidagen van 1940 vlucht Edgard Delvo zoals velen doelloos naar Frankrijk. Bij zijn terugkeer in juni, gaat hij al snel in op de oproep van Staf De Clercq voor de vorming van een “Volksbeweging”. Hij spreekt op tal van volksvergaderingen om het nationaal-solidaristisch programma van de beweging te verdedigen. In oktober 1940 treedt hij toe tot de Raad van Leiding van het V.N.V. Tot het eind van de bezetting zal hij wekelijks een artikel in het V.N.V.-blad ‘Volk en Staat’ schrijven. Zijn collaboratie is er beslist geen om er materieel beter van te worden; hij verdient een bescheiden wedde en is ervan overtuigd dat Vlaanderen na de oorlog loon naar inzet zal krijgen.


Het logo van het VNV






Eind 1940 krijgt hij de leiding van de afdeling ‘vorming en stijl’, twee begrippen waar hij uitermate veel belang aan hecht. Als in juli 1941 zijn vriend Raymond Tollenaere naar het Oostfront gaat, wordt Delvo – die ook vrijwilliger was, maar van Staf de Clercq bevel kreeg in Vlaanderen te blijven, ook tijdelijk propagandaleider. Dan wordt hij gevraagd de leiding te nemen van de Unie van Hand- en Geestesarbeiders, een eenheidsvakvereniging waar Delvo zich voornamelijk bezighoudt met cultuur, sport en ontspanning. Zijn hoofdidee blijft: de sociale collaborateurs zien de schepping van een “Nieuwe Wereld” met nieuwe gedachten en maatstaven: solidariteit over de “klassen” en de grenzen heen, menselijk waardigheid, respect voor de arbeid. De arbeidersemancipatie moest worden verwezenlijkt door de arbeider een eigenwaarde en een eigenwaardigheid te verlenen. Het kwam er dus op aan om een nieuw mensenslag te doen ontstaan, dat niet de burgerlijke deugden, maar wel eigen waarden en normen, een eigen cultuur zou ontwikkelen als grondslag van een socialistische maatschappij. Socialisme was dus niet zuiver een materiële aangelegenheid (biefstukkensocialisme), maar in essentie een ethische, culturele, geestelijke bekommernis.

In juli 1944 schrijft hij zijn opvattingen neer in ‘Sociale collaboratie’, een boek dat pas in 1975 zal verschijnen. In september gaat Delvo naar Duitsland waar hij meteen wordt opgenomen in de “Raad van Leiding” een Vlaamse (schim-)regering in ballingschap; hij zet zich vooral in voor de materiële en morele belangen van de talrijke Vlaamse arbeiders. Na het mislukte Ardennenoffensief gaat de Raad uiteen en Delvo trekt naar Oostenrijk. Er komen jaren van grote armoede, honger, zich telkens weer verplaatsen doorheen heel West-Duitsland en hopen uit de handen van de bezetters te blijven. Delvo overleeft door het uitvoeren van onderbetaalde karweitjes. Eerst vanaf 1952 vindt hij behoorlijk werk in een bouwbedrijf. Intussen kreeg Delvo’s gezin ook zware klappen: hun huis werd geplunderd, zijn vrouw als onderwijzeres ontslagen. Eerst in 1965 kon mevrouw Delvo naar Duitsland komen wonen; in de jaren ’50 en ’60 waren dan nog Delvo’s 2 zonen overleden. Hij tracht jarenlang het doodvonnis bij verstek, dat hij van de Krijgsraad had opgelopen te doen wijzigen; dat lukt pas in 1969, (20 jaar hechtenis) maar de Belgische nationaliteit blijft hem ontnomen. Eindelijk kan hij in 1974 naar Dilbeek terugkeren, de publicatie van zijn ‘Sociale collaboratie’ brengt hem terug in de belangstelling. Hij blijft onvermoeibaar schrijven en geeft in 1978 zijn mémoires uit: “De mens wikt…” Dan volgt nog in 1983 “Democratie in stormtij, herinneringen aan de jaren ‘30”. In 1979 wil Delvo met een eigen initiatief de amnestiestrijd ondersteunen: hij denkt aan een eigen lijst bij de Europese verkiezingen, waarop hij de enige kandidaat zou zijn. Hij verzamelt de 5 nodige parlementaire handtekeningen, maar zijn lijst wordt afgewezen omdat hij ‘statenloos en dus onverkiesbaar’ is. Hij had daarna geen politieke activiteiten meer, ging hier een daar nog spreken en plande nog een aantal boeken; maar door zijn zeer verzwakt gezichtsvermogen kwam hij daar niet meer aan toe. Hij overleed op 27 augustus 1999 in het ziekenhuis van Jette. Aan zijn ideaal, het ‘ethisch socialisme’ bleef hij zijn leven lang trouw.


3 Euro per dag

Dat is de vreselijke prijs die elke Vlaming dagelijks moet betalen aan dat corrupte gewest ten zuiden van ons land. Waarom toch? Wie heeft dat in hemelsnaam beslist? Dat geld, beste Vlamingen, is de enige echte binding die wij, Vlamingen met Wallonië hebben. Dan denk ik waarom zouden we dat geld niet aan onze noorderburen schenken, die praten toch nog tenminste Nederlands. Het wordt tijd dat deze klucht die België genaamd is, ophoudt te bestaan. Te veel regeringen die daardoor niet efficiënt kunnen werken, zaken als Brussel-Halle-Vilvoorde, de pure naleving van de grondwet wordt al een probleem. Ook veel corruptie, mogelijkheid tot megaschandalen in Wallonië, zie Charleroi, met onder andere Vlaams geld. En natuurlijk te kunstmatig, want wees eerlijk, beste Vlaming, wat heb je meer gemeen met een Waal dan met een Nederlander buiten dezelfde identiteitskaart? De kwestie spreekt voor zich, leve Vlaanderen onafhankelijk! Of toch niet? Jawel, ten minste voor een kwart van de bevolking dat logisch nadenkt. Maar ja dan is er natuurlijk nog een absoluut dwaze drie vierde meerderheid die wegens verschillende redenen bewust of onbewust de welvaart van Vlaanderen ondermijnt.


De belangrijkste bewuste reden is reeds langer dan vandaag bekend die is ZUIVER OPPORTUNISME. Prachtig persoonlijk voorbeeld hiervan is Herman De Croo, de Vlaamse opportunist bij uitstek, heeft liever goede banden met het koningshuis, voor uiteenlopende financiële redenen. Onder andere rijk cliënteel te ronselen voor zijn advocatenkantoor en zag hierdoor vroeger zelfs een trouwkans voor één van zijn kinderen, dat is spijtig genoeg voor Herman en zijn opportunisme nooit doorgegaan. Hij plaatst dus zijn eigen belang boven het belang van iedereen, zoals vele anderen weliswaar. Zijn belangrijkste argument tegen de Vlaamse onafhankelijkheid : hij vindt Vlaanderen ja toch iets te klein. Malta heeft een oppervlakte van 320 km² en doet het prima ONAFHANKELIJK in de Europese Unie, Vlaanderen is 13500 km² groot. Van een drogreden gesproken. Deze man heeft duidelijk geen argumenten. Ook denk ik bij dit opportunisme aan de vele arbeiders die denken volgens het volgende model : ik word beschermd door de socialistische vakbond dus ik stem op de socialisten. Als men dan op een lijst van het Vlaams Belang durft te staan, en tegelijk lid van het ACV zijn, dan word men mooi opzijgezet. Vaarwel dan syndicale bescherming.


De belangrijkste onbewuste reden is natuurlijk de hersenspoeling door de vandaag gevestigde linkse of liever slinkse pers die zogenaamd politiek correct denkt. Deze onbetrouwbaar en enorm gecensureerde pers tracht sinds jaar en dag het Vlaams nationalisme en alles wat met extreemrechts te maken heeft te stigmatiseren. Ik geef een voorbeeld: enkele weken voor de gemeenteraadsverkiezingen van 2006
komt ineens in het nieuws dat een extreemrechtse bende Bloed Bodem Eer en Trouw
van plan is aanslagen te plegen. Er zijn getuigenissen van politiemensen die meewerkten
aan het onderzoek die vertelden : waarom komt dit juist nu in de pers, het onderzoek is nog volop bezig. In de Hollandse pers spreekt men dat er nauwelijks een dreiging was. Wat een prachtige verkiezingsstunt van Verhofstadt, dit doet mij denken aan de dioxinecrisis, die werd ook ontdekt vlak voor de toenmalige verkiezingen en deze haalde toen de CVP na een regeerperiode van meerdere decennia van de macht. Deze keer viseerde hij de extreemrechtse hoek. Het is duidelijk, onze pers wordt incorrect gebruikt door de politiek.
Maar goed, ik ga verder. Het is juist door deze stigmatisatie dat een grote meerderheid van de bevolking huivert van alles wat te maken heeft met extreemrechts en het door de media daaraan gekoppelde Vlaams nationalisme. Het doet hen denken aan SS’ers die trouw met de Vlaamse vlag zwaaien aan de ijzertoren. En zo ook aan de vele doden die gemaakt zijn door extreemrechts in de Tweede Wereldoorlog. Vele van die mensen denken bij het horen van Vlaams nationalisme niet aan onze zuiderbuur die hen dagelijks voor 3 euro afzet. Zonder enige gegronde reden. Daarom stemmen zij natuurlijk niet op Vlaams nationalistische partijen zoals NVA of het Vlaams Belang. Die nog eens allebei rechts zijn, dat kan toch niet waar zijn zeker! Rechts en Vlaams nationalistisch. SS en ijzertoren, extreem. Trouwens, zo’n belachelijke vergelijking staande weten te houden bij een groot deel van de publieke opinie, straf werk, slinkse pers.

Feit is zolang men bewust of onbewust niet voor de Vlaamse onafhankelijkheid kiest, blijf je je eigen welvaart ondermijnen. De reden Vlaanderen is te klein heb ik al weerlegd. Een andere reden, Vlaanderen zou economisch nadeel ondervinden, werd al weerlegd door de Warande, een Vlaamse kring die werd opgericht door het Vlaamse bedrijfsleven en de Vlaamse overheid. Een betrouwbare bron dus. Ik zie geen reden meer tegen de Vlaamse onafhankelijkheid. Echt niet. Ik roep alle Vlaamse partijen op te ijveren voor de Vlaamse onafhankelijkheid.

Mijn boodschap aan alle Vlaamse kiezers: Stem alleen op partijen die de Vlaamse onafhankelijkheid in hun partijprogramma hebben staan. Als je stemt voor de Vlaamse onafhankelijkheid stem je niet extreem, maar realistisch.



Alles op deze webstek mag overgenomen worden mits duidelijke bronvermelding. De redactie van Klauwaert